De laatste jaren vliegen de onderwijstermen ons om de oren: flexibel onderwijs, levenslang leren (LLO), modulair onderwijs, persoonlijke leerweg en nu ook het veelbesproken wendbaar georganiseerd onderwijs. Hoewel deze termen allemaal wijzen op de broodnodige vernieuwing in het onderwijs, ontstaat er steeds meer verwarring. Zijn dit nieuwe woorden voor oude ideeën, of echt baanbrekende concepten? En belangrijker nog: hoe gaan we in het onderwijsveld dezelfde taal spreken?
Wat bedoelen we eigenlijk?
Laten we kort stilstaan bij de belangrijkste termen:
- Flexibel onderwijs draait om het afstemmen van het onderwijs op de behoeften van de student. Denk aan keuzevrijheid in wanneer, hoe en waar je leert.
- Levenslang leren (LLO) focust op de noodzaak om gedurende je hele leven nieuwe kennis en vaardigheden op te doen, zowel formeel als informeel.
- Modulair onderwijs breekt het curriculum op in zelfstandige modules die je naar eigen behoefte en volgorde kunt volgen.
- Persoonlijke leerweg gaat nog een stap verder en geeft studenten de vrijheid om hun eigen leertraject te kiezen, afgestemd op persoonlijke doelen en interesses.
En nu komt wendbaar georganiseerd onderwijs erbij. Deze term lijkt op flexibiliteit, maar richt zich vooral op hoe instellingen zelf georganiseerd moeten zijn om snel in te kunnen spelen op veranderingen. Wendbaarheid is hier dus meer gericht op de organisatie, niet per se op de student.
Waarom is er zoveel verwarring?
Een deel van de verwarring ontstaat omdat deze termen vaak door elkaar gebruikt worden. Flexibel onderwijs en modulair onderwijs worden bijvoorbeeld regelmatig als synoniemen gezien, terwijl ze andere aspecten van onderwijsinnovatie raken. Flexibel onderwijs gaat meer over de leervormen en -tijden, terwijl modulair onderwijs over de inhoudelijke structuur van het curriculum gaat.
Daarnaast verschilt de invulling van deze termen tussen onderwijsinstellingen. Wat de ene school als “persoonlijke leerweg” beschouwt, kan door een andere instelling simpelweg als flexibel onderwijs worden gezien. Dit maakt het lastig om duidelijke kaders te scheppen en leidt vaak tot verschillende interpretaties.
Het grotere plaatje: een visie op de toekomst
Ondanks de verschillende termen en nuances delen al deze concepten een gemeenschappelijk doel: meer maatwerk in het onderwijs. We zien een verschuiving van het traditionele, uniforme leerpad naar een systeem dat gericht is op de individuele behoeften van de student, en waarin instellingen snel kunnen inspelen op de veranderende maatschappij.
De uitdaging voor onderwijsinstellingen is om deze termen niet alleen correct te gebruiken, maar ze ook concreet te maken. Wat betekent wendbaar georganiseerd onderwijs bijvoorbeeld voor een hogeschool? Hoe zorg je ervoor dat modulair onderwijs daadwerkelijk aansluit bij de behoeften van de arbeidsmarkt? En misschien wel de belangrijkste vraag: hoe blijven we consistent in onze taal en uitleg richting studenten, docenten en beleidsmakers?
Hoe houden we het helder?
Er is behoefte aan een gemeenschappelijk begrippenkader. Dit betekent niet dat elke school dezelfde termen hoeft te gebruiken, maar wel dat de concepten erachter duidelijk en consistent moeten worden uitgelegd. Dit vereist samenwerking tussen instellingen, beleidsmakers en experts, en misschien zelfs wel een nationaal platform waar deze termen uniform worden gedefinieerd en gedeeld.
Conclusie: terug naar de kern
In de basis hebben alle onderwijstermen een duidelijk doel: het onderwijs flexibeler, persoonlijker en relevanter maken voor studenten. Door ons te concentreren op dit gemeenschappelijke doel, in plaats van op de nuances van de termen, kunnen we de verwarring verminderen en samen toewerken naar een toekomstbestendig onderwijssysteem.
Kortom, laten we de kern niet uit het oog verliezen: hoe we het ook noemen, uiteindelijk willen we onderwijs dat aansluit bij de behoeften van de student en de veranderende wereld. Daar draait het allemaal om.